Problemen bij familiebedrijven
Familiebedrijven vormen het hart van de Nederlandse economie. Ze zijn verantwoordelijk voor ruim 50 procent van het bruto nationaal product. Wat zijn de sterke en zwakke kanten van familiebedrijven?
Ruim vijftig procent van de bedrijven in Nederland verdient het predikaat ‘familiebedrijf’. Dat komt neer op bijna 200.000 ondernemingen. Het is een bont gezelschap: van internationals als textielgigant Zeeman (6000 werknemers) en bierbrouwer Bavaria (950 werknemers), tot specialisten als stroopwafelbakker Markus & Markus (21 werknemers) en klokkengieterij Petit & Fritsen (20 werknemers). Wat hebben dit soort bedrijven met elkaar gemeen, wat is hun kracht en wat zijn de zwaktes?
“Familiebedrijven zijn op de lange termijn winstgevender dan andere ondernemingen”, aldus Roberto Flören, hoogleraar familiebedrijven en bedrijfsoverdrachten aan Nyenrode Business Universiteit. “Familiebedrijven hebben over het algemeen een duidelijke langetermijnstrategie. Investeringen hoeven niet al binnen een paar jaar te worden terugverdiend. Kapitaal is grotendeels afkomstig uit de familie en niet van ‘vluchtige’ investeerders van buiten. Familieleden hebben geduld en geven investeringen de tijd om te renderen. Dat feit is de belangrijkste kracht van het familiebedrijf.”
Uit onderzoek blijkt dat bedrijven het best presteren als ze in staat zijn om op lange termijn te denken, meent Flören. “Pas die regel toe op de gemiddelde beursgenoteerde onderneming en je ziet een probleem. Zo’n bedrijf moet elk kwartaal haar resultaten laten zien. Als die tegenvallen is er direct kans op heibel. Familiebedrijven hebben daar geen last van, dankzij het geduldige kapitaal.”
Het geduld bewijst zijn waarde vooral als het bedrijf moeilijke tijden doormaakt, zegt Stefan Jansen van Berk Accountants en Belastingadviseurs. “Bij de tien oudste familiebedrijven van ons land zitten er een paar die als ‘gewoon’ bedrijf misschien al lang waren omgevallen”, aldus Jansen die als adviseur nauw betrokken is bij een groot aantal familiebedrijven. Peer Swinkels, directielid bij bierbrouwer Bavaria, illustreert dit punt: “In de jaren ’90 waren wij importleider op de biermarkt in Rusland. Maar in 1998, ten tijde van de regering-Jeltsin, devalueerde de roebel. Daardoor waren we letterlijk in één dag 25 procent van onze totale bieromzet kwijt. Een ‘normaal’ bedrijf had zo’n klap wellicht niet overleefd. Wij wel, met dank aan het feit dat onze aandeelhouders allemaal Swinkels zijn. Die hebben enig geduld betracht zodat we de tijd kregen om onze omzet weer terug te halen. Uiteindelijk zijn we sterker uit deze crisis naar voren gekomen. Ik vraag me af of dat ook gelukt was als we externe aandeelhouders zouden hebben gehad.”
Volgens hoogleraar Flören zijn familiebedrijven over het algemeen redelijk gesloten ondernemingen. “Men is niet zo snel geneigd om kapitaal van buiten toe te laten. Vaak zijn de aandeelhouders allemaal afkomstig uit de familie. Bovendien is hun aantal meestal klein, zo rond de zeven. Dat heeft enerzijds tot gevolg dat familieondernemingen vaak minder snel groeien dan andere bedrijven. Voor investeringen zijn ze immers afhankelijk van het geld dat in de eigen spaarpot zit. Anderzijds heeft het beperkte aantal aandeelhouders een groot voordeel, zeker in lastige tijden. De directie kan pijnlijke besluiten persoonlijk met de aandeelhouders bespreken. Er kan vertrouwelijke informatie worden uitgewisseld zonder dat men bang hoeft te zijn dat het de volgende dag bij de concurrent ligt. Die open sfeer vergroot de kans dat aandeelhouders achter de moeilijke besluiten gaan staan.”
SW Consulting adviseert en ondersteunt familiebedrijven bij het vinden van oplossingen bij lastige vraagstukken en het bedenken van scenario’s voor een meer succesvolle bedrijfsvoering.
www.sw-consulting.nl